Skip to main content

Het aandeel van onze industrie in de totale economie bedraagt slechts 10 %. Toch is onze industrie essentieel voor de opbouw van onze welvaart. Zo staat ze in voor meer dan de helft van onze export en ze is goed voor de helft van de bedrijfsuitgaven naar onderzoek en ontwikkeling. De laatste tien jaar werd een afname van het gewicht van onze industrie gestopt, maar alles wijst er nu op dat we aan de vooravond van een economisch drama staan, waarbij vooral de industrie midscheeps wordt getroffen.

40 procent van de energie-intensieve industriële bedrijven vreest dat ze hun productie tijdelijk zullen moeten terugschroeven of zelfs volledig stilleggen. Er werken 536.000 mensen in de industrie. Elke industriële job levert een veelvoud aan indirecte werkgelegenheid op. Dit betreft de transportsector, de havens. Zonder industrie geen diensten!

Wat is er gaande?

De Europese industrie staat voor een zelden geziene uitdaging. De combinatie van toegenomen grondstofprijzen en de torenhoge energieprijzen houden onze gehele industriële productie in een wurggreep.

De CEO van de Europese tak van ArcelorMittal, Geert Van Poelvoorde omschrijft de situatie in niet mis te verstane termen: “De patiënt ligt op spoed en als je niet ingrijpt, zal de bloeding verergeren. Diverse aluminiumfabrieken werden al gesloten. Kunstmestfabrieken zijn nu al voor 70 procent dicht. In de staalindustrie is nu al sprake van 30 procent lockdown, en dat zal toenemen. Ook de chemie heeft het zwaar te verduren. Dat betekent dat je de patiënt medicatie moet geven. Maar die medicatie komt er niet snel genoeg. Het is nochtans niet moeilijk. De elektriciteitsprijs in Spanje bedraagt minder dan de helft van die in België en Duitsland, omdat Madrid een plafond op de prijzen heeft gezet.[1]”.

De lijst van “tijdelijke” sluitingen door de cocktail van hoge energieprijzen en oplopende grondstofkosten neemt dag na dag toe. De Noorse kunstmestproducent Yara heeft de volledige productiesite in Henegouwen tijdelijk stilgelegd. De Vlaamse vloerproducent Unilin zet 1.100 werknemers op tijdelijke werkloosheid wegens de te dure energieprijzen.  De tapijtenfabrikant Balta doet hetzelfde met de garenafdeling en in haar afdeling in Avelgem moeten 250 mensen vertrekken. Ook Sioen doet beroep op tijdelijke werkloosheid wegens de te dure energieprijzen.

Sinds begin oktober hebben al 800 bedrijven beroep gedaan op een tijdelijke sluiting door de hoge energieprijzen. Alles samen zitten meer dan 41.000 werknemers aldus op tijdelijke werkloosheid door de energiecrisis.

Het ondernemersvertrouwen daalt snel.

In de industrie kreeg het ondernemersklimaat een knauw: de indicator zakt er in één maand van -13,9 naar -19,7. Bedrijven in de verwerkende nijverheid zijn aanzienlijk pessimistischer geworden over de vraag, de werkgelegenheid en hun orderboekje. Tegelijk blijkt hun voorraad te groeien wat erop wijst dat ze hun kosten niet kunnen doorrekenen. 

Terwijl de Europese industrie kreunt onder de hoge energieprijzen snoept de concurrentie marktaandeel af. De energieprijs in Europa is negen keer duurder dan die in de Verenigde Staten.  Hoe langer deze situatie aanhoudt hoe groter de kans dat de productie hier verdwijnt ten voordele van concurrenten van buiten de EU. Een hoogoven kan men niet jaren stilleggen en hetzelfde geldt voor steenbakkerijen, glasproducenten, de chemiesector of de hele metaalindustrie.

Rond de industrie hangt een heel ecosysteem van diensten, gaande van boekhouders en vrije beroepen tot bouwpromotoren en transport.  Men kan de dienstensector niet los zien van de industriële sectoren. Een krimp in onze verwerkende nijverheid vertaalt zich in een krimp van onze dienstensector en dit vertaalt zich in negatieve groei, werkloosheid en een grotere afhankelijkheid van bedrijven van buiten de EU die minder geremd zijn door milieu- en andere reglementering.

Onze industrie is het kloppend hart van onze economie.

Dreigt de volledige de-industrialisering?

Veel bedrijven moeten niet alleen beslissen hoelang ze de productie stilleggen maar stellen zich eveneens de vraag of ze hier nog opnieuw moeten opstarten.  Het energietekort is een probleem dat vooral in de jaren 2023 tot 2025 zal spelen. Indien de huidige energieprijzen aanhouden, zullen de ondernemingen niet anders kunnen dan alle investeringsplannen te schrappen en vervolgens te  investeren in regio’s waar wel betaalbare energie voorhanden is[2].

De Verenigde Staten investeren via de “Inflation reduction act” 350 miljard dollar in het verder uitbouwen van aardgas. Aldus wordt de Amerikaanse industrie rijkelijk voorzien van overvloedige en goedkope energie. Aardgas is de basisgrondstof van ammoniak, wat op haar beurt essentieel is voor een volledige chemische cluster gaande van meststoffen tot waterstof. Zonder energie heeft men geen industrie.

Als we onze industrie willen redden moeten we zorgen voor een breed aanbod aan energie. Europa moet het aanbod van eigen energie opdrijven via investeringen in hernieuwbare energie, kernenergie en het ontginnen van Europese gasvelden.

De West-Vlaamse captain of industry Luc Tack formuleerde het onlangs in een interview als volgt: “De overheid heeft ooit ook de kerncentrales in Doel en Tihange gebouwd. Was dat niet gebeurd, dan was Antwerpen nooit de grootste chemiecluster van Europa geworden. Die chemie vormde ook de voorhoede van de maakindustrie in België, ook van Picanol. Energie is de basis van alles. Dat je daar met de handrem op rijdt en voortdurend berekent hoeveel we ‘maar’ nodig hebben, daar kan ik met mijn verstand niet bij.[3]”.

De industrie is de motor van de groei en dit zowel maatschappelijk als economisch.  Zonder industrie komt ons sociaal zekerheidsstelsel onder druk.

De recente covid-19-pandemie leidde tot een gezondheidscrisis, die gepaard ging met inperkingsmaatregelen, grenssluitingen en de afwezigheid van bepaalde vitale producten zoals operatiemaskers, geneesmiddelen en ziekenhuisapparatuur; deze crisis toonde pijnlijk de beperkingen van de jarenlange de-industrialisering. We werden te afhankelijk van Russische energie,  net zoals we te afhankelijk werden van Chinese import van onder meer halfgeleiders en farmaceutische componenten.

Wat moet er gebeuren?

Zonder industrie klapt onze export en dus de handelsbalans ineen en staan we voor een enorme collectieve verarming. De uitdagingen waarvoor onze industriële bedrijven staan zijn zelden gezien.

Het beleid kijkt de andere kant op. Het is nochtans in ieders belang om het kloppend hart van onze economie te vrijwaren.

Wij geven alvast een eerste voorzet.

1. Verhoog het nettoloon, niet het brutoloon

De koopkracht hangt af van wat je als werkende op je rekening krijgt op het einde van de maand, daar betaal je de rekeningen mee. Niet met je bruto. Het probleem is dat de koopkrachtverhoging vandaag op brutolonen gebeurt. Het bestaande indexmechanisme beloont vooral de overheid. Zij krijgt de grootste schijf van de opslag, betaald door de werkgever.

De laatste jaren werden de lonen verhoogd met 20 procent bruto extra. De werknemer krijgt — terwijl het leven wél 20 procent duurder is geworden — lang geen 10 procent netto. De rest gaat naar de overheid. Vadertje staat wint, de rest verliest[4].

Volgens de online simulatietools van de sociale secretariaten blijft er van de 10% bruto indexering netto grofweg 4 à 7% over.

Elke loonsverhoging van de salarissen moet gekoppeld worden aan een evenredige verlaging van de bedrijfsvoorheffing en de sociale lasten. Meer netto, minder bruto dus.

2. Voer een indexsprong door

Volgens nieuwe vooruitzichten van het Planbureau en de ECB stijgen de loonkosten in 2022-2023 in België met 18% bij ongewijzigd beleid. In de Eurozone is dat 9%. De loonhandicap neemt toe met 9% op twee jaar tijd.

Terwijl de machtige Duitse vakbond zich akkoord heeft verklaard met een loonsverhoging van 8,7% over 2 jaar, protesteren de vakbonden hier omdat er geen loonsverhoging komt bovenop de indexering. De loonknoop moet dringend ontward worden, wil men niet opnieuw met een gapende loonkloof zitten ten opzichte van het buitenland. Onze buurlanden en belangrijkste handelspartners kennen ook een opwaartse druk op de lonen, maar zij hebben geen automatische loonindexering waardoor de loonkost slechts de helft bedraagt van de loonstijging bij ons.

Een automatische loonindexering zal ervoor zorgen dat de bedrijven hun prijzen zullen optrekken om deze loonsverhoging te kunnen financieren, waardoor de inflatie verder aanwakkert, waardoor deze uitmondt in nieuwe loonindexeringen. Aldus riskeren we te belanden in een loon-prijsspiraal met, zoals het verleden heeft getoond, desastreuze gevolgen voor het concurrentievermogen van onze bedrijven en de jobcreatie.

Eén op drie ondernemingen geeft nu aan dat ze in de komende zes maanden minder personeel in dienst zal hebben.

Met een werkzaamheidsgraad van 70,6 % behoren we nu reeds bij de hekkensluiters binnen Europa. We moeten absoluut ons economisch bestel en de werkgelegenheid vrijwaren en dus is een indexsprong noodzakelijk.

Onderhandel dan wat kan en haalbaar is, waarbij elke loonsverhoging van de salarissen moet gekoppeld worden een evenredige verlaging van de bedrijfsvoorheffing en de sociale lasten.

3. Uitzonderlijke tijden wat energie betreft vergen uitzonderlijke maatregelen: ga voor een gasplafond

De verschillende overheden moeten elkaar niet bekampen maar samen een beleidsvast plan uitwerken dat zorgt voor een eigen energievoorziening die zo duurzaam mogelijk en betaalbaar is. Hierbij mag men geen taboes hebben waarbij men op puur ideologische basis bepaalde vormen van energie bij voorbaat uitsluit. Zet in op de bestaande energievoorzieningen, inclusief de bestaande kerncentrales en investeer in nieuwe technologieën. Vertrouw vooral in de eigen ondernemers die volop inzetten in nieuwe mogelijkheden wat betreft de energievoorziening zoals waterstof.

Voer de druk op bij Europa om de gasprijs daadwerkelijk terug te dringen. Een eerste stap hierin is het loskoppelen van de gasprijs en de elektriciteitsprijs. Voer uitzonderlijk een gasplafond in zo lang de bevoorrading stokt. Hierbij kunnen Spanje en Duitsland als voorbeeld dienen.

Zet in op verdere energiebesparingen en dit zowel bij particulieren, de bedrijven en zeker de overheid zelf. Het is niet normaal dat een energieaudit van de federale overheidsgebouwen acht jaar in beslag neemt en de aanbesteding nog steeds niet is afgerond. De overheid moet het voorbeeld tonen.

4. Snij in de overheid opdat werken en ondernemen meer wordt beloond

De overheid moet dringend op dieet en de vele overbodige bestuurslagen, taken en mandaten afstoten. Van elke 100 euro gaat 53 euro naar de staatskas. De lasten op arbeid en ondernemen zijn torenhoog.

Er werken ruim 750.000 mensen voor de overheid. Dat is bijna een op zes van de actieve beroepsbevolking. Het betreft voor de duidelijkheid niet de onderwijzers of de verplegers maar ambtenaren in de strikte zin van het woord.

Niet alleen kosten onze overheden veel te veel. Het geld wordt ook nog eens slecht besteed. in veertien landen binnen de EU leveren de overheden dezelfde of hogere kwaliteit voor dezelfde of lagere uitgaven. Dat geeft aan dat de Belgische overheid nog veel efficiëntiemarge heeft: meer kwaliteit leveren met lagere uitgaven.

Onze overheid moet zichzelf integraal heruitvinden, en zich concentreren op haar kerntaken en kostenefficiëntie.

Dat vergt eerlijke belastingen en een goedkopere overheid met op de eerste plaats een verregaande vermindering van bestuurslagen, mandaten en personeel.

De belastingdruk moet drastisch omlaag. Er werden de laatste jaren al verschillende voorstellen op tafel gelegd, maar daar bleef het bij. Nu moet men eindelijk de moed hebben om dit aan te pakken.

5. Dring de regellast terug: meer ondernemerschap, minder papier

De totale kost van de administratieve lasten voor de Belgische ondernemingen en zelfstandigen wordt geraamd op 4,94 miljard euro, ofwel 1,08% van het BBP.

De opstart van een onderneming bij ons illustreert dit treffend. Bij ons geschiedt dit in zes omslachtige stappen (voor een vennootschap) en duurt het dagen tot weken, in Estland gebeurt het in drie eenvoudige stappen en duurt het slechts enkele uren.

De OESO becijferde in 2020 dat het wegwerken van die drempels een positief langetermijneffect van 1,5% supplementaire groei op het BBP zou kunnen genereren.

De redactie van De Liberale Wereld.


[1] Europa dreigt zijn industrieel weefsel kwijt te spelen, De Tijd, 3 september 2022.

[2] Voka-voorzitter Wouter De Geest: ‘Onze industrie bloedt leeg”, Trends, 5 september 2022

[3] Luc Tack: ‘Wij, Europeanen, willen met de Green Deal heiliger zijn dan de paus’, De Tijd, 12 november 2022.

[4] ‘Als ik opslag geef, gaat die vooral naar de overheid, HLN, 14 november 2022, CEO Neuhaus.