Skip to main content

“Het regelgevend fetisjisme van de overheid is paradoxaal en contraproductief.”

Het regelgevend fetisjisme van de overheid is paradoxaal en contraproductief. In deze korte bijdrage verduidelijk ik dit paradoxaal karakter van het huidige beleid. In deze bijdrage zal ik de repressieparadox in abstractie toelichten.

“Waar vraag is, is aanbod.”

Ten eerste is ons drugsbeleid niet effectief, het mist haar doel. De overheid is zeer gretig in het verbieden van de handel in substanties (hierna drugs genoemd) die in haar ogen kunnen vallen onder de drugswet[1]. Hier wordt meteen een eerste paradoxale karakteristiek bloodgelegd. De overheid hoopt, tevergeefs, dat een verbod op de verkoop van die drugs een handel hierin uitsluit of minstens zwaar bemoeilijkt. Echter vergeet deze overheid een fundamenteel principe van de economie: waar vraag is, is aanbod. De poging om een markt voor drugs onmogelijk te maken, heeft tot gevolg dat er zich een moeilijk controleerbare markt ontwikkelt.

“Wanneer het aanbod kleiner is dan de vraag stijgt de waarde van het product.”

Een tweede paradoxaal effect is dat het illegale karakter van de drugs, deze juist in waarde doet stijgen. Voor producenten, vervoerders, verkopers en al de andere schakels van deze markt worden hun activiteiten nog winstgevender. Dit is een logische deductie van die andere twee economische basisprincipes: 1) wanneer het aanbod kleiner is dan de vraag stijgt de waarde van het product, en 2) hoe groter het risico, hoe groter de winst. Het verbod op handel in drugs heeft tot gevolg dat criminele organisaties een niet te onderschatten economische opportuniteit in haar schoot krijgt geworpen. Een opportuniteit waarmee zwaardere criminaliteit en de instandhouding van die criminaliteit kan worden gefinancierd. Terwijl de overheid steeds meer geld moet investeren in haar repressiebeleid, worden de criminele organisaties steeds rijker.

“Dat een repressief drugsbeleid in het belang van de volksgezondheid is, is dogmatische flauwekul.”

Om het repressieve beleid te rechtvaardigen,  wordt de volksgezondheid al snel als reden gegeven. Dat een repressief drugsbeleid in het belang van de volksgezondheid is, is dogmatische flauwekul. Hiermee komen we aan het laatste paradoxale effect dat hier zal worden besproken. Door de uitsluiting van een legale markt, wordt ook de controle (door de overheid) over de markt uitgesloten. Waar de overheid als controlerend orgaan optreedt in de voedsel-, alcohol- en tabaksindustrie is deze controle afwezig op de drugsmarkt.

De enige controleur op de drugsmarkt, zijn de schakels binnen deze markt. De verhandelaar controleert de producent, want een verkoper heeft belang bij een goed product. Vervolgens controleert de eindgebruiker de verkoper, want de koper wil normaliter een kwalitatief product.

De illegaliteit van de markt bemoeilijkt deze autonome marktcontrole, aangezien de “controleurs” hun bevindingen niet op een legale manier kunnen delen. Daarenboven zou men de vraag kunnen stellen: “Heeft een drugsverslaafde nog een vrije wil?” Of: “Is er wel sprake van controle, wanneer die controle gebeurt onder invloed van de drugs die men controleert?” Over deze twee laatste (en mogelijks nog veel meer) vragen laat ik u zelf nadenken.

“De praktijk spreekt het dogmatische narratief van de overheid tegen.”

Des te meer frappant is dat de overheid nog steeds standvastig vasthoudt aan een algemeen verbod op drugs. Echter zien we dat de praktijk het dogmatische narratief van de overheid tegenspreekt. Er zijn sinds kort “gebruikersruimtes” in Brussel en Luik. In deze gebruikersruimtes kunnen vooral harddrugsgebruikers in een veilige omgeving drugs gebruiken. Er worden steriele naalden voorzien zodat het risico op overdraagbare ziektes verkleint en er wordt voorzien in gespecialiseerde hulp. Dit laatste verkleint het risico op een fatale overdosis.

Daarenboven is er ook in België een soort van gedoogbeleid wat betreft het bezit van welbepaalde drugs. Het bezit van een marginale hoeveelheid drugs heeft de laagste vervolgingsprioriteit. Tot slot lijkt het er op dat de overheid ondertussen heeft ingezien dat men op een andere manier moet omgaan met drugs, maar is het tegelijkertijd nog niet klaar om haar repressieve macht in te ruilen voor een constructief beleid.

Robbe Vos voor De Liberale Wereld


[1] Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen.

Heb jij een suggestie voor een nieuwe opinie? Laat het ons weten!