Skip to main content

Politiek moet in eigen boezem kijken.

Heel wat burgers hebben het gevoel steeds minder vat te hebben op de politiek. Ze hebben het gevoel dat er niet meer naar hen wordt geluisterd, waardoor er een alsmaar groeiende vertrouwensbreuk is tussen een deel van de bevolking en de politiek. Deze beweging blijft niet beperkt tot België. In heel Europa haken burgers af: “De representatieve democratie representeert niet meer, onder meer omdat diegenen die vertegenwoordigd moeten worden – en die het ultiem criterium vormen- zich van de politiek afkeren.”[1]

De geloofwaardigheid van de politiek is zoekgeraakt. Te lang hebben we de problemen van de vertegenwoordigende democratie en de behoefte van de burgers om meer werkelijke invloed uit te oefenen ontkend. De menselijke angst voor verandering heeft geleid tot een verstarring van het staatsbestel. Thom de Graaf, minister voor Bestuurlijke vernieuwing en Koninkrijksrelaties in Nederland,  formuleert het als volgt: “Verstarring past niet bij de behoeften van een moderne samenleving. Integendeel, de wereld ontwikkelt zich razendsnel; onze instituties en regels, onze rechten en plichten, moeten mee bewegen in die ontwikkelingen. Minder dan honderd jaar geleden had de gewone burger nog maar weinig in te brengen: het algemeen stemrecht werd net ingevoerd (1919). Hoger onderwijs was nog niet voor velen en de media was nog niet voor de massa. Dat is nu helemaal anders: iedereen vanaf achttien jaar mag stemmen, het gemiddelde opleidingsniveau is enorm toegenomen, en door de televisie en het internet weten we alles wat er in de wereld gebeurt op het moment dat het gebeurt. Onze mogelijkheden en vrijheid om keuzes te maken zijn oneindig veel groter geworden. Ons leven, onze samenleving is oneindig veel complexer geworden. Dat vraagt om vernieuwing, modernisering van de rechtstaat: de democratie.”[2]

De gemiddelde kiezer heeft zich in de laatste decennia in belangrijke mate geëmancipeerd. Voorheen waren de kerk en de zuilen bepalend voor het stemgedrag van de nogal onzelfstandige kiezer. Vandaag de dag maakt de kiezer veel zelfstandiger zijn keuze en laat zich geen blaasjes meer wijsmaken.

Democratie en liberalisme

liberalisme dient de status-quo steeds in vraag te stellen. Het is aan de vooruitstrevende politici om de feitelijke bakens te verzetten en de Belgische democratie binnen te brengen in de 21e eeuw.

Onze democratie is geen statisch, onveranderlijk gegeven, maar een levende stroom die momenten van vertraging en vernauwing kent, maar ook tijden van innerlijke vernieuwing en krachtige opbloei.

Het Nieuwe Manifest van de Liberale Internationale, goedgekeurd tijdens het 34e jaarlijkse congres in Rome, op 26 september 1981 is op dit vlak visionair.

“Liberalisme vereist de voortdurende hervorming en vernieuwing van democratische instituties. Het treedt de volgende uitdagingen tegemoet:

  • de noodzaak tot het versterken van de reële macht van parlementen;
  • het verbeteren van de doeltreffendheid van de uitvoerende macht en de parlementaire controledaarover;
  • de decentralisatie van de macht;
  • de wettelijke bescherming van het individu en de menselijke waardigheid;
  • het vinden van een balans tussen interventie en non-interventie door de staat;
  • samenwerking tussen staten;

Vertrekkende van het uitgangspunt dat elk systeem verbeterd kan worden en dat stilstand een bedreiging voor stabiliteit en de toekomst vormt, kan liberale democratie beschreven worden als het systeem dat het meest in staat is de permanente uitdaging van verbetering en hervorming tegemoet te treden.

Verbetering en vernieuwing in de instituties van staat en samenleving wordt door liberalen gezien als het meest belangrijk in:

  1. de effectieve vertegenwoordiging van de wil van de burgers in de wetgevende macht, onder andere door proportionele vertegenwoordiging, referenda, de ontwikkeling van legaal georganiseerde en spontane deelname aan het openbare leven, de bescherming van minderheden om hun gelijke kansen te waarborgen;
  2. de reorganisatie van de wetgevende macht met in gedachten dat grote delen van de bevolking, met name jongeren, zeer ontevreden zijn met het huidige functioneren van de parlementaire democratie. Liberalen zien met grote zorg dat in sommige parlementaire democratieën de doeltreffende controle van de uitvoerende macht door de wetgevende macht gehinderd wordt door technocratie, institutionele mankementen of belangengroeperingen;” [3]

Het liberale manifest, goedgekeurd op het 48e” Congress of Liberal International” in 1997 geeft aan welke uitdagingen er zijn voor de komende vijftig jaar:We recognise that democratic practices must be extended further to meet the expectations of more educated societies and to protect against disillusionment with representative government. Citizens deserve better access to information, more effective parliamentary controls on executive power, wider opportunities to play an active part in public life and to question their governments. The principle of subsidiarity must be fully respected, to give the maximum autonomy to regions and local communities. Effective decentralisation of political power to self-governing communities remains the best way to empower every citizen.[4]

Geen woorden maar daden: de democratie in de steigers

De maatregelen die wij hier voorstellen zijn allen gebaseerd op de basisbeginselen van het liberalisme. Zij zijn de concrete vertaling van de hoger aangehaalde algemene beginselen van het liberalisme.

De maatregelen die wij in de volgende alinea’s zullen voorstellen, zijn allen gebaseerd op de basisbeginselen van het liberalisme. Eén idee, één overtuiging is bij deze hernieuwing echter onveranderd gebleven: de democratie is de regeringsvorm die het beste aansluit bij het liberalisme. Er kan enkel sprake zijn van vrijheid en van individuele verantwoordelijkheid als er een democratie is.

Wil het beleid democratisch gevoerd worden dienen de burgers een doorslaggevende inbreng te hebben in de keuze van wie het beleid bepaalt. De kiezer moet als ultieme besluitvormer minstens kunnen beslissen in een aantal belangrijke aangelegenheden. Dit moet op zijn minst geschieden op twee terreinen: de meest belangrijke beleidsvragen en in de keuze van de besluitvormers in het politiek bestel. Aldus wordt de norm directe verkiezingen consequent doorgetrokken. België scoort op dit vlak bijzonder laag. Hierbij kunnen volgende pijnpunten naar voren worden geschoven: de aanduiding van de parlementsleden, het referendum, de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester en de aanduiding van de regering.

Het hoofddoel van dit programma is de herkenbaarheid van de politiek te vergroten. Om dit te bereiken moet men komen tot een sterker parlement, moet de band tussen de kiezer en de gekozenen worden aangehaald en moet de betrokkenheid van de kiezer vergroten.

De aanduiding van de parlementsleden

Bij de parlementsverkiezingen in België duiden de kiezers de parlementsleden niet aan, de politieke partijen doen dat[5]. Uit het proces van de lijstensamenstelling komt de voordracht van de kandidaten. De lijststem heeft als gevolg dat de volgorde van de kandidaten op de lijsten doorslaggevend is. Dit staat haaks op wat de kiezer wil, namelijk herkenbare politiek, zowel naar de inhoud als naar de persoon toe. De stem van de kiezer moet terug doorslaggevend worden. De politiek moet persoonlijker worden. Kamerleden moeten rechtstreeks door de kiezer worden gekozen. Dan zijn ze bovendien afrekenbaar bij de herverkiezingen, want daarvoor zijn ze niet van de partij, maar van de kiezer afhankelijk. Bijgevolg krijgt de kiezer waar hij recht op heeft: hij en hij alleen maakt de werkelijke keuze van wie voor hem in het parlement gaat zetelen.

De rechtstreeks verkozen kamerleden zullen hun controlerende taak van de regering in volle onafhankelijkheid kunnen uitoefenen. De rechtstreekse verkiezing van alle parlementsleden zal ertoe leiden dat de verkozenen niet enkel tijdens de campagne “onder de mensen” komen.

Deze hervorming is cruciaal. De volledige afschaffing van de lijststem en de opvolgers is bepalend voor de versterking van de democratie. Het uitgangspunt van de hervorming is de sterkere nadruk op het eigen mandaat van de individuele volksvertegenwoordiger.

Een open kandidaatstelling binnen de politieke partijen voor de kieslijsten is het verlengstuk van de rechtstreekse verkiezing van de parlementsleden en de andere mandatarissen. De verandering van het kiesstelsel kan zowaar een bron van inspiratie zijn voor de revitalisering van de politieke partijen. De politieke partijen moeten de nieuwe mogelijkheden binnen het hervormde kiesstelsel gebruiken om hun interne kandidaatstellingsprocedures open de breken. Kiezers zullen de parlementsleden weer als “hun” vertegenwoordigers aanzien. Deze hervorming geeft kiezers meer te kiezen en laat volksvertegenwoordigers beter vertegenwoordigen.

Het parlement hersteld in haar rol van wetgever

De parlementaire wetgevingsfunctie dient te worden versterkt. Vanuit het perspectief van de scheiding der machten mag het parlement niet volstaan met een beperkte controlerende taak bij het vaststellen van de wetten.

De wijze van totstandkoming van een wet is medebepalend voor de mate waarin burgers vertrouwen hebben in het door de overheid opgestelde recht. Te vaak worden de wetten in sneltreinvaart door het parlement gejaagd, waarbij elk debat ten gronde uit den boze is. Hierbij verliest de wetgever iets cruciaals uit het oog. De legitimiteit van de wet en het vertrouwen van de burgers in het handelen van de overheid wordt volledig ondermijnd.

Een versterking van de democratische legitimiteit van het parlement zal de krachtsverhoudingen tussen de regering en de parlementsleden ten goede komen. De regering speelt heden te veel de eerste viool bij het vaststellen en uitvaardigen van wetten. Parlementsleden hebben hun mandaat te danken aan de kiezer en niet enkel aan de partij. In een democratische rechtstaat draagt een zelfstandige en daadkrachtige inbreng van het parlement bovendien bij aan de legitimiteit van de wetgeving.

Wat bewindslieden bijna steeds overkomt is dat zij hun eigen doelstellingen absoluut gaan zien. Hebben zij een doel voor ogen, dan willen zij dat bereiken. Hun hele doen en laten staat in het teken van deze gekozen doelstelling. Het gevaar daarvan is natuurlijk dat alle andere dingen minder belangrijk zijn. De nadelen, die met de genomen maatregelen gepaard gaan worden eveneens systematisch onderschat. Mogelijke problemen die anderen ondervinden bij het uitvoeren van het beleid worden licht opgevat[6].

De gevolgen hiervan zijn gekend: de maatregel is onuitvoerbaar of zij wordt met succes aangevochten bij de rechtbanken, waardoor de geloofwaardigheid van de politiek wederom een klap krijgt.

Deze natuurlijke houding van bestuurders is op zich niet al te bezwaarlijk, mits het parlement is staat is om voldoende tegengewicht te bieden, door mogelijke bezwaren en nadelen van wetgeving alsnog in de afweging te betrekken. Wij menen dat de parlementaire commissies ruimere taken en bevoegdheden moeten krijgen. Elk wetvoorstel moet worden onderworpen aan een zelfstandig, uitgebreid vooronderzoek en hierbij moeten de parlementaire commissies gebruik kunnen maken van een eigen wetgevingsexpertise en van ambtelijke ondersteuning. De Kamercommissies moeten in de mogelijkheid verkeren om onafhankelijk van de regering ruimschoots (mondeling en schriftelijk) feiten te verzamelen en standpunten te inventariseren.

Politieke verantwoordelijkheid kan pas goed functioneren indien parlement en regering een zekere afstand tot elkaar houden. Een zekere politieke distantie kan het controlerend vermogen van het parlement aanzienlijk versterken. Het vergroot tevens de herkenbaarheid van de politiek voor de burger.

De rechtstreekse verkiezing van de regering

Politieke verantwoordelijkheid kan, zoals hoger besproken slechts werken wanneer parlement en regering een zekere afstand bewaren tot elkaar. Thans worden bewindslieden door politieke partijen op een veelal tamelijk chaotische manier naar voren gedragen in de laatste fase van een kabinetsformatie. Sinds de introductie van het algemeen stemrecht in 1919 hebben de verkiezingen slechts zelden een doorslaggevende rol gespeeld in de vorming van de regering. De woorden van voormalig vice-premier Ph. Moureaux spreken boekdelen: “Les électeurs ont distribué les cartes, c’est maintenant aux partis politiques de jouer.”.

Aldus stelde Wilfried Martens in 1988 : “Wie had er kunnen voorspellen voor de verkiezingen dat deze regering uit de stembus zou voortvloeien ? Ik heb inderdaad aan Verhofstadt gezegd dat ik zou proberen om de huidige coalitie te redden en ik had geen enkele zin om een coalitie met de socialisten te leiden. Ik ben pas van mening verandert op 19 april, want ik kon de vraag van de Koning niet weigeren (Je ne pouvais rejeter la demande du Roi).”.

Dé manier om de burger meer te betrekken bij de politiek ligt in de rechtstreekse verkiezing van de Eerste Minister. Men kan aldus een systeem ontwerpen waarbij in een eerste ronde de twee kandidaat eerste Ministers met de meeste stemmen doorgaan, waarna in een tweede ronde de Eerste Minister de voornaamste ministers van zijn regering als duwers op zijn lijst zet. Dit systeem garandeert een hoge mate van inspraak vanwege de burger. De aldus verkozen Eerste Minister heeft een grote legitimiteit, democratische autoriteit.

De stabiliteit van de regering is gegarandeerd voor de legislatuur.

Er moeten aldus naast de parlementsverkiezingen rechtstreekse verkiezingen voor de regering worden georganiseerd. Politiek-sociologisch zouden de kandidaat Eerste Ministers hun kandidaat ministers ook rekruteren buiten hun partij, teneinde hun electorale kansen te vergroten. De programma’s die deze kandidaat-regeringsploegen zouden voorstellen zullen doorslaggevend zijn bij de keuzebepaling van de kiezer[7].

Hoe zit het dan met de checks en balances en de versterkte rol van het parlement die ik eerder bepleitte?

Het parlement zal bestaan uit echte kandidaten die gemotiveerd zijn om parlementslid te worden en die versterkt worden in hun wetgevende rol. Er ontstaat een duidelijke scheidingslijn tussen de Regering en de parlementsleden van dezelfde partijen. Elk heeft zijn eigen legitimiteit en zijn eigen taak.

De Eerste Minister krijgt meer bevoegdheden, maar enkel op het uitvoerende vlak. Hij wordt aldus een volwaardige Kanselier naar het voorbeeld van de Duitse federale Kanselier. De hoofdlijnen van het te voeren beleid worden uitgestippeld door de Kanselier en hij neemt er ook de politieke verantwoordelijkheid voor. Binnen deze beleidslijnen heeft elke minister zijn specifieke taak. Momenteel is het zo dat de verschillende rollen van volksvertegenwoordiger en minister door elkaar lopen. Indien er duidelijk afgebakende beleidslijnen en taken zijn, bestuurt elke minister zijn departement op autonome wijze. De regering arbitreert bij geschillen tussen ministers. De Eerste Minister kan binnen een bepaalde marge de ministers benoemen en ontslaan.

Het is van belang te benadrukken dat deze regering geen mini parlement is. Alles wat kan en moet worden geregeld per Koninklijk of Ministerieel Besluit valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Eerste Minister en de Regering. De regering is immers verkozen op basis van hun programma en een vooraf bepaalde samenstelling. Zodus worden de effectiviteit van het beleid en de democratie vergroot. Wat het wetgevend werk betreft spreekt het voor zich dat de relatie tussen het parlement en de regering substantieel verandert. Het parlement is niet langer de enige vertegenwoordiger van de Natie. Naast het parlement is nu ook de regering vertegenwoordiger van de natie. Ze hebben beide een gelijkaardige democratische legitimiteit.

In deze hervorming krijgt het parlement een grotere autonomie. Zij kan zich een kritische houding aanmeten ten opzichte van de regering zonder dat deze laatste dan valt. De regering zal hooguit overgaan tot een aanpassing van haar beleid waar nodig. De parlementaire fracties zullen nu een zelfstandige dynamiek ontwikkelen, los van de regering. Het worden met andere woorden volwaardige parlementaire fracties.

Het systeem van amendering kan geschieden van zowel het parlement als de regering. Beiden hebben een wetgevend initiatiefrecht. Een vetorecht kan worden toegekend aan de Eerste Minister als tegengewicht voor de mogelijke verwerping door het parlement van wetsontwerpen. Het betreft een tijdelijk veto waarna het ontwerp terug op de agenda kan worden geplaatst, Indien de Eerste minister wederom zijn veto zou aanwenden wordt het desbetreffende wetsontwerp voorgelegd aan de bevolking via het referendum. Het is weinig waarschijnlijk dat het wetsontwerp zou moeten worden voorgelegd aan de bevolking via een referendum, niettemin is er de garantie dat als het toch zover zou komen dat de Natie soeverein de laatste scheidsrechter is. De natie is de ultieme scheidsrechter ingeval van een politieke crisis.

De vooropgestelde hervormingen zullen de democratie in België binnenloodsen in de 21e  eeuw. Dankzij de rechtstreekse verkiezing van elk kamerlid, waarbij het systeem van opvolgers wordt afgeschaft en dankzij de versterking van de rol van het parlement in het wetgevende proces wordt de  reële macht van parlementen versterkt. Pseudo kandidaten voor het parlement hebben geen plaats meer in dit bestel. Door de verregaande splitsing tussen de wetgevende en de uitvoerende macht, waarbij elk zijn eigen democratische legitimiteit heeft, bekomen het parlement en de diverse fracties meer autonomie. Zij worden hersteld als volwaardige spelers in ons democratisch bestel.

De vertegenwoordigers van het volk kunnen volgens dit model echt vertegenwoordigen en de kiezers hebben nu een echte keuze en echte inspraak. De kiezer wordt een volwaardige gesprekspartner, waardoor de verkleutering en de betutteling van de kiezer plaats maakt voor een efficiënt no-nonsense beleid.

Ook de regering krijgt een grotere stabiliteit. De functie van de Eerste Minister evolueert naar een volwaardig kanselierschap, waarbij hij zich gesteund weet door de natie, die op zijn beurt een geïnformeerde keuze heeft gemaakt bij de Kanseliersverkiezingen, waarbij het regeringsprogramma doorslaggevend is.

De vooropgestelde hervormingen zijn ambitieus, maar ze zijn absoluut noodzakelijk in een steeds verder evoluerende maatschappij indien men gaandeweg de burger niet verweesd wil achterlaten. De dialoog en het wederzijds vertrouwen tussen de burger en de mandataris moet worden hersteld. Deze hervormingen zijn gebaseerd op de basisbeginselen van het liberalisme, zoals ze zijn vastgelegd in de diverse Internationale manifesten en charters. Meer dan ooit staat het liberalisme aan de frontlijn van de vernieuwing en de versterking van de democratie. Meer dan ooit zijn de ideeën van het liberalisme nodig om een antwoord te kunnen bieden aan de legitieme eisen van de kiezer om als een volwaardige mondige burger te worden beschouwd.

Neen aan de betutteling van de burger, ja aan de individuele vrijheid en de verantwoordelijkheid van de burger.

De redactie van de liberale wereld


[1] Reynaert, H. en Devos, “De rechtstreekse verkiezing van de burgemeester in Vlaanderen: kurieren am symptom?”C.Naar een beter bestuur, Liber amicorum professor B. van Hooland,

[2] De Graaf, T., “Discussie: wie is er bang voor vernieuwing”, Tijdschrift voor Beleid, Politiek en Maatschappij, 2004, jaargang 31,2.

[3] “Nieuw Manifest van de Liberale Internationale”, goedgekeurd tijdens het 34e jaarlijkse congres te Rome, september 1981

[4] Het liberale manifest, goedgekeurd op het 48e” Congress of Liberal International” in 1997

[5] Dewachter, W., “Enkele beschouwingen over de geldigheid van de Belgische kiesstelsels”, Academia analecta, Paleis de academiên, 1988, p.106.

[6] Scheltma, M. “Parlement en wetgeving”, in Th.C. de Graaf e.a.(red), Omtrent het parlement, Utrecht, 1985, p. 72

[7] Dewachter, W. werkte een uitvoerig voorstel uit in 1983. Zie De modernisering van de besluitvormingsstructuren in Belgiê, blz. 31-54, in B. De Clercq e.a. Politieke instrumenten ter bestrijding van crisis, Leuven, 1983.