Afgelopen weekend lanceerde Vlaams Belang Jongeren -opnieuw- een voorstel rond verplichte dienst bij leger en hulpdiensten voor schoolverlaters. Dit alles om de (mentale) weerbaarheid te vergroten en de noden te lichten van diensten (zoals Defensie) die met een personeelstekort zitten. Hoewel het voorstel zelf eigenlijk niet zo interessant is, was de reactie van de moederpartij dat wel. Tom Van Grieken was er vroeger immers zelf fan van en toch beklemtoonde de partij vrijwel meteen dat ze geen voorstellen tot het herinvoeren van de dienstplicht zou steunen. Het lijkt erop dat de generatie met enige deskundigheid uit ervaring dat toch allemaal niet zo’n goed idee vindt, en terecht ook. Dienstplicht wordt geromantiseerd als een soort herverdelende spelactiviteit. Ergens tussen Rambo en Kumbaya. De realiteit bleek anders. Militaire dienstplichtigen kenden immers een gelijkaardige schaarste in middelen. De meesten wilden er niet echt zijn en de impact op de effectiviteit van de eenheden bleek bijzonder negatief. En in die laatste zin zit het woordje waar rechts-autoritaire denkers het zo moeilijk mee hebben: willen. Geen enkel systeem draait als je de mensen niet meehebt.
Moet het idee van uitgebouwde gemeenschapsdienst daarmee dan helemaal op de schop? Nein man. Helemaal niet. Onze gemeenschap heeft echt wel nood aan burgers die zich inzetten voor de gemeenschap en niet op een manier waarbij je jaarlijks ongeveer een half miljoen mensen (want over zoveel personen zou het gaan) betaalt om op een basis te zitten wachten. Binnen het kader van mentale weerbaarheid is het overigens doorgaans geen goed idee om mensen maandenlang op niets te laten wachten. Beeld je het gevoel in dat je je ongeveer 270 keer achter elkaar standby zou moeten houden voor de levering van je CoolBlue-pakket, maar dan met het verschil dat de leverancier je wenkbrauwen er niet afschroeit of granaten naar je hoofd tiefelt wanneer die er dan uiteindelijk is. Maar goed. Wat zou dus wel werken?
Het is inderdaad zo dat we op momenten van crisis nood hebben aan veel man (en vrouw)kracht. Crisissen worden evenwel crisissen omdat je niet weet van waar ze komen en ze je zijdelings en nietsvermoedend treffen. Ze komen in de vorm van wolkbreuken, grondverzakkingen, pandemieën of zaken waar we nu niet eens aan kunnen denken. Totale onvoorspelbaarheid. Als samenleving hangt je succes af van hoe snel je kan schakelen en een uitgekiend systeem van civiele reservisten kan dat misschien voor ons doen. Het grote verschil met dienstplicht vraagt u? Wel. Enerzijds zijn reservisten van alle leeftijden. Ze kunnen 18 of 58 lentes jong zijn. De potentiële maatschappelijke impact is daarmee veel groter dan een systeem van dienstplichtigen omdat ze de gelegenheid bieden tot een grotere intergenerationele solidariteit. De digitale zuurspuwers die anderen zo graag op hun verantwoordelijkheden wijzen kunnen we er makkelijker mee voor het blok plaatsen van hun eigen verantwoordelijkheid. Tevens zijn zo’n intergenerationele teams een mooie oefening in empathie, iets wat overigens wél batig is voor de mentale weerbaarheid van iedereen. Teams die trouwens divers zijn samengesteld (zowel in leeftijd als eender welke andere karakteristiek) presteren beter omdat de individuele leden elkaars zwakten afdekken. Soit. We gaan misschien al te diep in detail. Daarop aanvullend en niet minder belangrijk: kostenefficiëntie. Reservisten presteren doorgaans -en als ze niet opgeroepen worden – slechts een aantal dagen per jaar in hun functie en draaien voor de rest mee in de economie. Ze creëren welvaart, handelen met elkaar en moeten vooral niet ergens in een kazerne staren naar hoe de verf er droogt. En dan wanneer de crisis er plots is kan je beginnen met mensen te activeren en roteren in zo’n systeem om het vast beroepsmatig karakter meer te ontzien. Zouden we vandaag zoveel burn-outs in de zorg hebben mochten we met een vingerknip van de mensen die thuis moesten blijven er een deel meteen kunnen omschakelen naar een versterking van onze zorgverstrekkers? Wellicht niet. Zijn ze een volwaardige vervanger die de structurele tekorten in die sector kunnen opvangen? Ook niet. Maar kunnen ze een positieve impact hebben en de implosie van onze zorg voorkomen? Een resoluut ja.
Zo’n systeem vereist natuurlijk investering en – het klinkt controversieel – de nodige samenwerking tussen de verschillende niveaus van onze staat. Maar het rendement zal zich op heel wat fronten laten voelen. Reservisten hangen immers nooit echt de hoed aan de haak. Ze nemen eigenaarschap op voor hun samenleving en erkennen dat ze niet op anderen moeten vitten als ze niet bereid zijn om zelf de handen uit de mouwen te steken. En net dat mist vandaag. In dit digitale tijdperk zijn er al genoeg babbelaars en one-liners. In dit stuk zitten er misschien zelfs al te veel. Uiteindelijk betekenen idealen niets als je ze niet wil toepassen. Ja inderdaad. Wéér een one-liner erbij.
Ik beeld het me in. Over enkele jaren dient de watersnood zich weer aan. Enkele dorpen in het anders zo mooie Wallonië worden van de kaart geveegd. Met een vingerknip beslist een niet-kapotbespaarde Civiele Bescherming bataljons van civiele reservisten te mobiliseren. Ze zijn vooraf getraind in de basis van structurele werken, hoe ze aan slachtofferdetectie moeten doen en de mensen van hulp moeten voorzien. Enkele kilometers verder krijgt een commandant op een afgelegen militaire basis een telefoontje. Opgelucht zegt hij tegen zijn mensen “We zijn niet nodig. De samenleving heeft haar verantwoordelijkheid opgenomen.” Wat een mooie toekomst moet dat zijn.
Anton Van Dyck – Kernredacteur De Liberale Wereld