In de wereld van Frank Vandenbroucke leeft enkel wantrouwen en dit zowel ten opzichte van de samenleving als ten opzichte van het parlement
De Noodwet die Frank Vandenbroucke voor ogen heeft ademt wantrouwen uit jegens de burgers en de ondernemingen.
Toen het coronavirus begin 2020 toesloeg in ons land schoten de burgers en de ondernemingen in actie. Brouwers maakten ontsmettingsazijn, textielbedrijven maakten maskers en onze labo’s werkten 24 op 24 aan een vaccin. De kassiersters, de koeriers, dokters en de verplegers werkten zich uit de naad om ons erdoor te slaan.
Het is een slag in het gezicht van zij die geloven in een reactieve en weerbare samenleving die als het moet snel en met de nodige creativiteit en zelfopoffering aan één zeel trekt tegen een dreigende pandemie. Deze noodwet definieert een mogelijke crisis veel te breed: “een gebeurtenis die een groot aantal mensen potentieel kan treffen, die de gezondheid aantast of kan aantasten en mogelijk de factor van sterfte verhoogt.”.
Ook de daaruit voortvloeiende maatregelen die de minister van Volksgezondheid op zichzelf of in sommige gevallen vanuit de regering kan treffen is schrikwekkend breed. Naast het opvorderen van geneesmiddelen kan men de productie, het bezit of het gebruik van producten en persoonlijke beschermingsmiddelen verbieden. Bovendien wordt het mogelijk om bedrijven te sluiten waarvan de activiteit overbodig lijkt.
Om helemaal zeker te zijn dat alles wordt gevat wordt er een “catch-all” bepaling voorzien: “Al deze maatregelen kunnen ook betrekking hebben op “oorzaken, gevolgen of factoren die slechts onrechtreeks verbonden zijn met de crisis.”. Daarnaast kan de minister van Volksgezondheid (!) personen of zaken die hij nodig acht opvorderen of producten en voorraden herverdelen.
Deze wet is geenszins een tijdelijke wet, maar de minister wil snel gaan en deze ook van toepassing laten worden wat betreft de huidige Covid19 pandemie. Het Parlement wordt eenmaal deze supervolmachten zouden worden gestemd bij eenvoudige meerderheid worden herleid tot een toeschouwer. Ze zouden om de drie maanden (!) recht hebben op een activiteitenverslag.
Niet alleen is deze tekst zonder twijfel ongrondwettig, maar ze getuigt vooral van een verregaande minachting voor onze rechten en vrijheden, onze democratie en vooral de veerkracht van elkeen onder ons.
De redactie van de Liberale Wereld