1. Inleiding
Het gaat al jaren niet goed met het onderwijs. In internationaal PIRLS-onderzoek zakte het leesniveau van 10-jarigen op tien jaar tijd van de achtste naar de tweeëndertigste plaats. Vlaamse leerlingen lopen zo twee schooljaren achter op landen aan de top. Geen enkele andere onderwijsregio ging in tien jaar tijd meer achteruit dan Vlaanderen. (november 2021). Ook in het nieuwe PISA-onderzoek vallen de Vlaamse leerlingen voor leesvaardigheid voor het eerst uit de top-10 van de OESO-landen.
Wanneer mensen niet voldoende kunnen lezen en schrijven om te kunnen functioneren in de maatschappij, kost dat een samenleving bovendien ook geld. Recent onderzoek in Nederland becijferde dat laaggeletterdheid daar jaarlijks meer dan een miljard euro kost.
In mei raakte dan weer bekend dat ook wat betreft wiskunde we steeds verder achterop geraken. Bij 6.163 leerlingen van het zesde leerjaar in 230 scholen werden peilingstoetsen wiskunde afgenomen, over 21 verschillende wiskundethema’s. Voor 6 van die onderdelen haalde minder dan de helft van de leerlingen de einddoelen. Globaal gezien scoorden leerlingen slechter voor wiskunde dan bij de vorige peilingen in 2016 en 2009.
Alhoewel de onderwijswereld al jaren aan de alarmbel trekt blijven we verder achteruitgaan. Telkenmale lanceert men nieuwe plannen die al snel weinig zoden aan de dijk blijken te brengen.
Wij namen een studie van MC Kinsey door die de beste schoolsystemen wereldwijd doorlichtte om er de gemeenschappelijke kenmerken uit te halen. Uit hun onderzoek blijkt dat sommige systematisch beter scoren en vooral dat deze succesvolle onderwijssystemen gelijkaardige maatregelen hebben getroffen. Alhoewel dit onderzoek meer dan tien jaar oud is, blijft dit één van de referenties wat betreft onderzoek naar onderwijssystemen en vooral het distilleren van de factoren die onderwijssystemen tot de beste ter wereld maken.
2. Focus op de kwaliteit van de onderwijzer
Dit blijkt de meest doorslaggevende factor te zijn. Zo toonde onderzoek aan dat wanneer een groep achtjarigen met gemiddelde studieresultaten werd opgedeeld in groepen waarbij één deel werd onderwezen door een hoog performante leraar en de andere werd onderwezen door een laag performante leraar na drie jaar er een zeer significant verschil was in hun prestatie (50 percentielpunten in 3 jaar).
De negatieve impact van laag performante onderwijzers is bijzonder groot. Dit geldt in het bijzonder wat betreft de eerste jaren van de school. Zo blijkt dat leerlingen die in de eerste leerjaren worden onderwezen door een laag-performante onderwijzer gedurende verscheidene jaren een dusdanige leerachterstand oplopen dat deze onomkeerbaar is.
Alle onderzoeken suggereren dat zelfs in goede onderwijssystemen de studenten die niet snel vorderingen maken gedurende hun eerste jaren op school, omdat ze geen les kregen van onderwijzers met voldoende bagage, maar heel weinig kans maken om deze verloren jaren achteraf in te halen.
3. Leg de focus op het verbeteren van de instructie
Singaporese studenten staan in de top wat betreft vergelijkende testen wiskunde & wetenschappen en dit ondanks het feit dat Singapore minder lesuren wiskunde besteedt aan elke student in het lagere onderwijs dan de gemiddelde ontwikkelde landen.
In Finland beginnen studenten pas aan de school op zevenjarige leeftijd en ze volgen slechts vijf uren per dag les gedurende de eerste twee jaar van de school. Op de leeftijd van 15 scoren ze bij de top op wereldniveau wat betreft wiskunde, wetenschappen, lezen en problemen oplossen.
=> De performante onderwijssystemen hebben grote verschillen maar bovenal ook opvallende gelijkenissen. De focus ligt bij alle topsystemen op het verbeteren van de instructie (het lesgeven).
Meer concreet betreft het de volgende elementen:
1. De juiste mensen worden onderwijzers: “The quality of an education system cannot exceed the quality of its teacher”.
2. Ze ontwikkelen deze onderwijzers in effectieve lesgevers.
3. Ze voeren systemen in van doelgerichte ondersteuning om te garanderen dat elk kind in de mogelijkheid verkeert om te kunnen profiteren van de beste “instructie”.
Om deze elementen te bewerkstelligen moet het hele systeem worden aangepast en dit gaande van de financieringsmethode tot het bestuur en het geven van incentives. Het betreft ondermeer het invoeren van rigoureuze standaarden, assessments, duidelijke doelstellingen, gedifferentieerde steun aan de onderwijzers én de leerlingen en voldoende financiering. Voorts moet men op de drie factoren tegelijk inzetten, wil men een performanter onderwijssysteem krijgen.
3.1 Zet in op performante onderwijzers
De meest performante onderwijssystemen duiden systematisch de meest capabele elementen aan als onderwijzer.
Ze doen dit door:
– De toegang tot het beroep van onderwijzer selectief te maken; of
– ze ontwikkelen specifieke processen opdat de juiste kandidaat leraar wordt, en
– ze betalen de startende onderwijzers goed (maar niet overdreven).
Deze factoren vergroten de status van het onderwijzersberoep, waardoor ze nog betere kandidaten op termijn kunnen aantrekken.
Onderzoek uit de VS toont aan dat wanneer men onderwijzers selecteert op hun geletterdheid (gemeten naar vocabularium en andere standaard testen) dit meer dan eender welke andere lerareneigenschap een impact heeft op de resultaten van de leerlingen.
De meest performante onderwijssystemen blijken de onderwijzers te selecteren uit de top 1/3 van de afgestudeerden binnen hun schoolsysteem. Ter vergelijking, de minder performante onderwijssystemen blijken zelden de juiste mensen aan te trekken tot het beroep van onderwijzer. “One can not give what one does not have”.
Zo heeft men in Finland de status van onderwijzer opgetrokken door het variëren van salarissen van de onderwijzers in de lagere scholen t.o.v. deze in het secundaire onderwijs met bedragen die beperkt zijn tot 100 euro per maand. Er zijn gemeenschappelijke strategieën binnen de meest performante onderwijssystemen om onderwijzers aan te trekken:
– Obstakels wat betreft de toegang tot het beroep worden weggewerkt door het creëren van alternatieve toegangen voor ervaren aanwervingen (werkervaring in andere sectoren is relevant).
– De meeste systemen voorzien de mogelijkheid dat ze een fout kunnen hebben gemaakt en dus zijn er processen voorhanden om laag-performante onderwijzers weg te halen uit de klassen na hun benoeming. Een slechte keuze kan immers resulteren in 40 jaar slecht onderwijs.
Alle succesvolle systemen hebben als gemeenschappelijke factor een selectiemechanisme voor de toegang tot het beroep en een goed startsalaris.
3.1.1. Een betere en juiste selectie
Vooraf worden karakteristieken vastgelegd die een goede onderwijzer moet hebben. Het betreft in het bijzonder de geletterdheid en de rekenvaardigheid, communicatievaardigheid, leergierigheid en de motivatie om les te willen geven.
De meest effectieve selectieprocedures zijn de Finse en de Singaporese. Zij leggen beide de nadruk op de academische resultaten van de kandidaten, hun communicatievaardigheden en hun motivatie om les te geven. In Singapore geschiedt de selectie op nationaal niveau.
In Finland betreft het een multiple choice examen. De tweede selectie geschiedt door de respectieve universiteiten. Zelfs nadat ze de opleiding hebben doorlopen zijn er verdere testen.
Fundamenteel zijn er twee modellen:
1) De selectie geschiedt voor de start van de opleiding en werkt met beperkte plaatsen. Dit gebeurt door aan de poort te selecteren of door het aantal plaatsten te beperken. In Singapore krijgen de kandidaten die geselecteerd zijn een vergoeding van het ministerie van onderwijs. Finland beperkt het aantal plaatsen in de opleiding en enkel de kandidaten die de voorafgaande nationale screening test hebben doorlopen worden geselecteerd.
2) Het tweede model selecteert de onderwijzers nadat afgestudeerd zijn, op basis van hun resultaten.
De meest performante systemen werken met de eerste optie. Het tweede model leidt tot een overaanbod van onderwijzers, wat een negatieve impact heeft op de kwaliteit van de onderwijzer. Als men het aantal geselecteerde kandidaten beperkt tot de vacatures kan men tot drie maal meer tijd aanwenden in de opleiding van de kandidaat onderwijzers.
Dikwijls worden er ook aparte inschakelprocessen voorzien voor meer ervaren afgestudeerden.
3.1.2. Haal slecht presterende onderwijzers uit het systeem
De meest performante onderwijssystemen hebben niet alleen een specifieke selectieprocedure wat betreft de toegang tot onderwijzers, ze voorzien ook in specifieke procedures wanneer een onderwijzer onvoldoende excelleert.
Slecht presterende lesgevers worden aldus weggehaald vanuit de klassen.
3.1.3. Geef een goed startersloon
Van de 10 meest performante onderwijssystemen betalen er 9 een goed startsalaris. Het loon moet iets hoger zijn maar niet excessief. In Finland bedraagt het verschil tussen een startsalaris voor een onderwijzer en een gemiddeld startsalaris 18%.
In Finland en Nederland wordt de hogere compensatie voor starterslonen deels gefinancierd door het verdere loonsverloop vlakker te laten verlopen. Andere onderwijssystemen werken met grotere klassen. De grootte van de klas blijkt immers amper invloed te hebben op de prestaties van de studenten, de kwaliteit van de onderwijzers echter wel.
3.1.4. Verhoog de status van de onderwijzer
In alle topsystemen blijkt dat de mogelijkheid om goede krachten aan te trekken gekoppeld is aan de status van het beroep. Dit is dikwijls cultureel bepaald, doch uit onderzoek blijkt dat kleine beleidsaanpassingen kunnen leiden tot grote verbeteringen.
Marketingstrategieën die gekoppeld worden aan de recruteringsprogramma’s en een strenge selectie aan de poort blijken succesvol te zijn. Singapore en Engeland passen dit toe.
Andere systemen werken met een aparte “branding”. Het typevoorbeeld is het oprichten van een elitegroep binnen een aparte entiteit Teach for America.
Naast het aanpassen van de wijze hoe het beroep wordt gepercipieerd, blijkt dat binnen de meeste systemen de perceptie gekoppeld is aan de opleidingsgraad die onderwijzers moeten hebben om het beroep te kunnen uitoefenen.
Samengevat: de kwaliteit van een onderwijssysteem berust uiteindelijk op de kwaliteit van de onderwijzers.
4. Versterk het lesgeven zelf
De voornaamste hefbomen die alle topsystemen hanteren om het lesgeven te versterken zijn:
– coaching bij het lesgeven;
– de lerarenopleiding naar de klas verplaatsen;
– het ontwikkelen van sterk bestuur;
– systemen uitwerken waarbij lesgevers van elkaar leren.
Ter illustratie een voorbeeld uit de VS: In Boston krijgen leraren 100 uren opleiding per jaar om hun kwaliteiten als lesgever aan te sterken. Deze maatregel had een grote impact op de testresultaten van de leerlingen.
Om daadwerkelijk succes te hebben wat betreft het aansterken van de lesgeefcapaciteiten zijn drie elementen cruciaal:
– Lesgevers moeten zich bewust worden van specifieke tekortkomingen in hun lessen. Bv. doordat leraren van dezelfde vakken bij elkaar aan observaties gaan doen;
– lesgevers moeten op de hoogte worden gebracht van de best practices. Dit kan enkel worden bereikt door het bijwonen van demonstraties in deze technieken;
– individuele lesgevers moeten gemotiveerd zijn om de noodzakelijke aanpassingen door te voeren.
Hoe pakken de meest performante systemen dit aan? We overlopen even:
1) Praktische skills moeten worden ontwikkeld tijdens de opleiding. De opleiding wordt verplaatst naar de klassen. Praktisch onderzoek leert aan dat dit cruciaal is voor de effectieve kennisoverdracht naar de leerlingen toe eenmaal zij aan de slag gaan. In Engeland staat hier een specifiek agentschap voor in.
2) Er wordt systematisch begeleiding voorzien voor de onderwijzers in de klassen. Er worden één op één sessies voorzien in de klasomgeving. In Engeland worden ervaren onderwijzers met een goede track record vrijgesteld van delen van hun lespakket om aldus hun minder ervaren collega’s te coachen. Het betreft on-the-job-coaching.
3) De directie van een school wordt geselecteerd vanuit de beste onderwijzers. Hun kern taak bestaat er vervolgens in om hun collega’s te begeleiden en bij te staan bij hun lessen.
4) Laat leraren toe om van elkaar te leren. Zo werken in Finland onderwijzers samen, plannen zij hun lessen gezamenlijk, observeren zij elkaars lessen regelmatig en helpen zij elkaar te verbeteren (peer coaching). Zo werken leraren in Finland één namiddag per week samen met de collega’s de planning uit en de inhoudelijke invulling waarbij ze deze aan elkaar toelichten.
5. Het beste onderwijs voorzien voor elk kind!
Hoog performante schoolsystemen gaan nog een stap verder. Naast sterke onderwijzers en een goede methodologie en begeleiding van lessen werken zij concrete maatregelen uit die bewerkstelligen dat elk kind kan genieten van deze versterkte capaciteit.
De twee hoger aangehaalde uitgangspunten bereiken hun doel niet indien deze niet gekoppeld worden aan het betrekken en bereiken van elk kind dat onderwijs volgt.
Dit spoort met de nadruk die De Liberale Wereld in haar basisverklaring legt op het versterken van de sociale mobiliteit. Wil men armoede effectief aanpakken, dan moet men maatregelen treffen die de sociale mobiliteit versterken.
Aldus worden concrete interventies voorzien op het niveau van de school waarbij de scholen worden geïdentificeerd die onvoldoende performant zijn en vervolgens wordt actief tussengekomen om het prestatieniveau van de leerlingen op te trekken.
=> De allerbeste systemen komen tussen op het niveau van elke individuele leerling! Ze ontwikkelen processen en structuren binnen de scholen die aldus in staat zijn om tijdig die leerlingen te identificeren die achterop beginnen te geraken en waarbij vervolgens bijstand wordt verleend om hun prestaties terug op te trekken.
De sterke prestatie van een onderwijssysteem in haar geheel hangt af van de mate waarin ze elke individuele leerling in de mogelijkheid brengt om te kunnen genieten van kwalitatief hoogstaand onderwijs (leraar en lesgeven).
De PISA scores van de meest performante systemen tonen een sterke correlatie aan tussen de eindprestatie van een leerling en zijn of haar sociale achtergrond.
De performante onderwijssystemen hebben een aanpak uitgewerkt waarbij de school kan compenseren voor de nadelen die voortvloeien uit de (slechtere) thuisomgeving van de leerling.
In Engeland werden onlangs mechanismen ingevoerd om tussen te komen in slecht presterende scholen: “The idea that a school could be failing, known to be failing, and left failing, looks scandalous in retrospect. High performance requires every child to succeed.[1]”.
Jammer genoeg vormen de onderwijssystemen die de effecten van lage inkomens en een zwakkere thuisachtergrond compenseren een minderheid. Ook in Vlaanderen zijn we wat dit betreft nog ver van huis.
Onderzoek toont aan dat armere gezinnen en armere gemeenten minder investeren in de opvoeding van hun kinderen, waarbij de algemene prestatie van het systeem naar beneden wordt getrokken.
De jaarlijkse uitgave per student in de top 5% presterende studenten in de VS is 12.500 dollar terwijl de uitgave voor de 5% slechtst presterende studenten 5.700 dollar is.
Deze discrepanties hebben tevens een impact op de rekrutering van onderwijzers: Leerlingen in scholen met een zwakkere socio-economische achtergrond hebben tweemaal zoveel kans om te worden onderwezen door onderwijzers met een leservaring van minder dan drie jaar, dan leerlingen met een rijkere socio-economische achtergrond[2]!
De meest performante onderwijssystemen zijn beter in het garanderen dat elke student de opleiding krijgt die zij nodig hebben om hun zwakkere socio-economische achtergrond te compenseren.
- Ze starten met duidelijke en hoge doelstellingen over wat een individuele leerling moet kennen, begrijpen en doen.
- Ze garanderen dat de middelen en financiering gericht zijn op die studenten die deze het meest nodig hebben, niet op zij die deze het minst nodig hebben;
- Ze monitoren nauwgezet de schoolprestaties ten opzichte van de vooropgestelde leerdoelstellingen;
- Ze ontwikkelen effectieve mechanismen om tussen te komen als de doelstellingen niet bereikt worden.
De allerbeste systemen plaatsen het proces van monitoring en interventies in de individuele scholen zelf.
De curriculum standaarden moeten duidelijk en ambitieus zijn. Zo werd in Boston opgelegd dat een hoger aantal afgestudeerden slagen in de Massachusetts State Standards (één van de moeilijkste standaarden in de VS).
Het Fins model heeft een van de minst gedetailleerde curricula maar wel met een zeer hoge standaard: The target is high but we want the teachers to be able to make their own choices.
Aldus moeten leraren hun leermethodes aanpassen aan de specifieke context waarin zij zich bevinden en er wordt erkend dat leerlingen leren aan een verschillend tempo. Wel zijn de uiteindelijk te bereiken standaarden hoog.
Alle topsystemen hebben gemeenschappelijk dat ze de nadruk leggen op een hoge geletterdheid en sterke rekenkunde in de eerste jaren!
Onderzoek toont aan dat de leeftijd waarop men de kernvaardigheden in taal en rekenkunde onder de knie heeft sterk correleert met de toekomstige prestaties.
Een longitude studie in de UK toont aan dat testscores in geletterdheid en rekenkunde op de leeftijd van zeven jaar significante determinanten zijn voor het inkomen op de leeftijd van 37 jaar en dit zelfs na het uitzuiveren van de socio-economische achtergrond.[3]
Sommige systemen stemmen hun onderwijs af op de toekomstige behoeften van het land. Bv. Singapore investeert sterk in het anticiperen op de vereiste vaardigheden die studenten nodig zullen hebben om de economische groei van Singapore te bewerkstelligen. Het curriculum wordt hierop afgestemd.
7. Monitor en intervenieer op schoolniveau
7.1. Men kan niet verbeteren wat men niet meet!
Monitoring laat toe om de best practices in scholen te identificeren en breed te verspreiden alsook om de specifieke zwaktes te identificeren.
Scholen worden afgerekend op de behaalde resultaten. Over het algemeen staat de mate van monitoring in omgekeerde verhouding tot de algehele prestaties.
In de top onderwijssystemen worden enkel periodieke assessments van studenten doorgevoerd (vb. Finland).
Binnen systemen worden scholen die zeer goed presteren vrijgesteld van bepaalde testen (vb. Singapore) maar scholen die slecht presteren worden meer intensief getest. (Bv. in Engeland worden slecht presterende scholen intensief getest tot ze beter presteren).
De top presterende onderwijssystemen gebruiken veelal twee methodes bij de monitoring:
1) Examens organiseren die peilen naar de kunde van studenten. Examens blijken ook een sterke impact te hebben op het sturen van de prestaties van scholen. Whats gets tested gets learned. Daarom moet goed worden nagedacht over wat men wil testen (geletterdheid en rekenkunde zijn primordiaal);
2) Schoolinspecties opzetten: Schoolinspecties vergelijken de schoolprestaties met een benchmark. Zowel de resultaten als de processen die leiden tot de resultaten worden onderzocht (lesmethode,…).
In de beste systemen wordt de verantwoordelijkheid voor de monitoringresultaten afgesplitst van de verantwoordelijkheid om de resultaten te verbeteren.
“You can’t have the same people who are responsible for improving education be responsible for judging whether or not that improvement has occurred.”. (vb. Zie Hong Kong)
In Engeland werd een onafhankelijke inspectie opgericht (Ofsted) die rechtstreeks verantwoording aflegt aan het parlement! De national assessment daarentegen valt onder een onafhankelijke regulator.
Veelvoorkomend is tevens dat wanneer de school verbetert de monitoring verschuift van de externe agentschappen naar de scholen zelf.
– Jaarlijkse externe controle: wanneer ambitieuze hervormingen worden doorgevoerd is het aangewezen om de monitoring frequentie op te drijven.
– Zelfevaluatie met externe controle elke 3 tot 4 jaar: In Engeland, Hongkong en Nieuw-Zeeland worden scholen eenmaal om de drie tot vier jaar gecontroleerd met een strenge focus op zelfevaluatie in de tussenperiodes.
– Zelfevaluatie met occasionele externe controle: In Finland is er geen vaste formele controlecyclus. Scholen kunnen er te allen tijde een audit vragen.
Hoe omgaan met slechte monitoringresultaten en welke interventies zijn adequaat?
– In vele systemen worden de resultaten van de monitoring gepubliceerd: De inspectieresultaten worden gepubliceerd in veel topsystemen.
Onderzoek toont aan dat bij systemen die de resultaten publiceren de goede scholen verder verbeteren maar dat de slecht presterende scholen zelden verbeteren op grond van dit element alleen: “If a school does not know how to improve, if it lacks the capacity to improve, then no amount of pressure will change instruction.”.
In sommige performante topsystemen wordt transparantie over de schoolprestaties gepercipieerd als een obstakel, veeleer dan een hulp in het verbeteren van het probleem.
Finland houdt de resultaten confidentieel. Enkel de scholen worden geïnformeerd en hun gemeenten waarvan ze afhangen.
– Financiering: Nieuw-Zeeland, Engeland en Chicago hebben allen financieringsmodellen geïntroduceerd die additionele middelen heroriënteren naar die scholen die achterop lopen.
Scholen die leerlingen met een zwakkere socio-economische achtergrond hebben, krijgen extra middelen.
– Interveniëren om de directie te vervangen of te verbeteren:
Er is veel bewijs voorhanden dat aangeeft dat voor het remediëren van slechte prestaties van een school sterk leiderschap is vereist. Top-performante systemen voorzien in mechanismen om de centrale of de lokale overheid toe te laten om de directie van een school te vervangen als ze onderpresteren in de gevallen dat dit niet reeds voorzien is in de gewone regelgeving. Voor voorbeelden, zie Engeland, Nieuw-Zeeland en Chicago.
– De best practices verspreiden in de minder presterende scholen:
Singapore past dit toe. Ze wenden de resultaten van de monitoring aan om de best practices te identificeren en te verspreiden in alle scholen. Singapore kent ook klaslabo’s waar nieuwe methodes, het gebruik van bepaalde technologieën en strategieën worden getest op studenten. Bij positieve resultaten worden deze opgenomen in de toekomstige onderwijshervormingen.
7.2. Monitoring en interventie op het niveau van de leerling (micro-interventie)
De meest effectieve onderwijssystemen komen tussen op het niveau van de leerling. Dit is essentieel, wil een systeem consistent sterke resultaten afleveren voor al hun scholen.
Onderzoek in de VS toont aan dat een kind van ouders die werken op de leeftijd van 3 jaar een woordenschat heeft van 1.100 woorden en een IQ van 117. Kinderen van dezelfde leeftijd, wiens ouders afhankelijk zijn van bijstand hebben een woordenschat van 525 woorden en een IQ van 79.
=> tenzij scholen effectief en actief tussenkomen om de impact van de socio-economische achtergrond te corrigeren hebben ze geen enkele kans om deze leerachterstand in te halen.
Finland gaat hier verder dan enig ander onderwijssysteem wat betreft het garanderen van uniforme en hoge prestaties binnen het gehele onderwijssysteem:
Finse kinderen starten “preschool” op de leeftijd van zes en de school start op zevenjarige leeftijd. Dit is gemiddeld drie jaar later dan het Europese gemiddelde. Eenmaal in de lagere school volgen ze les voor maar vijf uur per dag. Finse kinderen krijgen minder lesuren tussen de leeftijd van 7 en 14 dan enig ander kind in de OESO. Nochtans staan de Finse kinderen op de leeftijd van 15 jaar aan de top binnen de OESO. (testvergelijkingen).
Hoe doen ze dit? De geheimen van de Finse succesformule.
=> Finland slaagt erin om de juiste mensen op te leiden tot onderwijzer. Hoe?
1) Er wordt gerekruteerd uit de top 10% van de afgestudeerden
2) de toegang tot het beroep van onderwijzer wordt gecontroleerd
3) er wordt een goed startersloon uitbetaald;
4) de onderwijzers worden eenmaal ze geselecteerd zijn stevig opgeleid tot effectieve lesgevers (voorafgaande training, professionele leergemeenschappen binnen de scholen). Zie ook supra wat betreft lesvoorbereidingen en best practices.
5) Finland heeft een zeer effectief systeem ontwikkeld van tussenkomst en ondersteuning van de individuele leerling binnen de school. Elke Finse school heeft een aantal bijzondere educatieve leraren (educational teachers). Per zeven klassen heeft men er één. Deze educatieve leerkrachten voorzien ondersteuning op een één-op-één basis of in heel kleine groep aan die studenten die riskeren achterop te geraken. Zij komen tussen om 30% van alle studenten in een jaar bij te staan. Deze educatieve leerkrachten focussen vooral op het onderwijzen van het Fins en wiskunde.
Deze educatieve leerkrachten hebben hiervoor een bijzondere extra opleiding van een jaar genoten waarbij de focus ligt op lesgeeftechnieken.
=> Door snel tussen te komen op het niveau van de individuele student voorkomt Finland vroege uitval die resulteert in blijvend falen.
Andere topsystemen werken eveneens om het leerlingenniveau. Singapore voorziet extra klassen voor kleine groepen op basis van de 20% minst performante leerlingen en dit gedurende de eerste en de tweede graad.
In Nieuw-Zeeland werkt men met specifieke modules zoals de “reading recording program” gericht op de laaggeletterden.
8. Besluit
Het valt op dat de meest performante onderwijssystemen veel gelijkenissen vertonen. Dit is geen toeval en ons onderwijs zou er goed aan doen om deze elementen ook naar ons onderwijs toe te vertalen.
Wetenschappers doen voortdurend onderzoek naar onderwijs en onderwijssystemen, maar vaak blijven die studies ergens in een politieke hoek hangen.
Wat baat het te pleiten voor gelijke startkansen, onder meer binnen het onderwijs aan elk individu in de samenleving waarbij hij of zij eigen keuzes kan maken als het onderwijs deze kansen niet kan bieden.
De kwaliteit van ons onderwijs gaat zienderogen achteruit. Reeds 15 jaar stelt men deze achteruitgang vast en toch verandert er structureel veel te weinig. De instroom van gemotiveerde en hoogopgeleide leerkrachten loopt vast. De vaste benoeming begint stilaan meer een vloek dan een zegen te zijn. Slecht presterende onderwijzers worden niet teruggeroepen, slecht presterende scholen worden onvoldoende bijgestaan en leerlingen die achterlopen worden onvoldoende bijgestaan. Men speelt niet alleen met de toekomst van onze samenleving maar men ontzegt onze kinderen vooral een onderwijs dat hen alle kansen biedt om hun dromen na te jagen.
Armel de Schreye, Geert Ott en Carlo Van Grootel voor De Liberale Wereld
[1] Michael Barber, lecture, london, 2007
[2] Katie Haycock, Achieving in america, Can we close the gaps (2006).
[3] Currie, Thomas, Early test scores, Socioeconomic Status and Future outcomes (1998).