Skip to main content

Het aantal chronisch zieken ontspoort. Op 31 december 2020 telde ons land 111.732 mensen die erkend zijn in invaliditeit als gevolg van burn-out of depressie (cijfers Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering).Het gaat om een stijging met 39,23% in vier jaar tijd. Dit brengt het totale aantal invaliden en chronisch zieken op 471.040 burgers. Deze cijfers zijn abnormaal hoog vergeleken met de buurlanden.

België heeft een hoog aandeel inactieven (26 procent) in de leeftijdscategorie 20-65 jaar. In Europa doen enkel Griekenland, Roemenië, Kroatië en Italië het slechter. Van die inactieven is ongeveer een vierde ziek of invalide, een aandeel dat enkel hoger is in Nederland en Denemarken.

Het Europese gemiddelde van inactieven door ziekte en/of invaliditeit bedraagt 4,3 procent, duidelijk lager dan de 6,4 procent in België. De kloof is de laatste tien jaar bovendien sterk vergroot: van 0,7 procentpunten in 2010 naar 2,1 procentpunten in 2019.

Dat het aantal zieken en invaliden zo snel gegroeid is, kan niet teruggevoerd worden tot de vergrijzing. Zo tellen Duitsland en Italië, de meest “grijze” landen, niet de meeste zieken en invaliden. [1] Het is duidelijk dat de toegangspoorten tot de ziekteverzekering meer dan in andere landen open staan en eenmaal men dit statuut heeft dit als een quasi vaststaand feit wordt beschouwd. De mensen zitten als het ware in een fuik.

Het aantal chronisch zieken vertegenwoordigen bijna 25 procent van de Belgische bevolking en 70 procent van de totale gezondheidsuitgaven in ons land. Dat blijkt uit de gegevens van leden van de Onafhankelijke Ziekenfondsen[2].

Waar ligt de oorzaak dan wel?

België geeft structureel te weinig uit op het gebied van volksgezondheid en ziektepreventie, waarbij slechts 2,2 % van de totale uitgaven voor gezondheidszorg aan georganiseerde preventieprogramma’s wordt toegewezen. Dit is minder dan het EU-gemiddelde van 3,1 %[3].

Het inkomen van gehandicapte mensen op actieve leeftijd komt slechts ten dele uit arbeid. In België vloeit slechts 40 % van het inkomen voor de betrokkene voort uit arbeid. Hiermee bengelen we aan de staart van de EU. In Frankrijk bedraagt dit percentage 65 %. De reden ligt voor de hand : zowel het socialezekerheidsbeleid als de welzijnsvoorzieningen voor personen met een handicap zijn volledig afgestemd op een beroepsinactieve bevolking.

De enkele sporadische maatregelen ter ondersteuning van de tewerkstelling van personen met een handicap hebben een te beperkte financiële en organisatorische impact. Een kentering in het tewerkstellingsbeleid voor gehandicapten is nodig. De beste manier voor een gehandicapte om zich te kunnen herintegreren in een maatschappij verloopt via het werk. Het beleid bewijst al jaren lippendienst aan dit principe maar tot op heden resulteert dit geenszins in een verbetering. De poortwachterfunctie faalt en de invaliden en chronisch zieken worden amper structureel geholpen wat betreft de terugkeer naar het (deeltijds) werk. Na een lichte daling in 2016 en 2017 schoten de cijfers omhoog in 2018 en sindsdien is er geen houden aan. Zoals eerder aangegeven is de vergrijzing niet de oorzaak zoals soms wordt gesteld.

De echte reden is het versnipperd beleid dat amper inzet op echte maatregelen en niet focust op de lange termijn met steunmaatregelen die werken en een controle die de misbruiken daadwerkelijk aanpakt. Het resultaat is een torenhoge factuur voor de overheid en zieke medemensen die verder in de armoede worden geduwd.

Tijd voor een globaal plan

Als we dit probleem echt willen aanpakken moeten we één ijzeren regel voor ogen houden: Als we een succesvol beleid willen dat écht werkt, dan moeten we vertrekken vanuit de persoon met de handicap. Vooral het moment van ingrijpen en ondersteunen is zeer belangrijk. Hoe vroeger, hoe beter. In Oostenrijk en Duitsland wordt zo snel mogelijk ingegrepen. In België gaat het niet zo snel, zo blijkt uit internationaal onderzoek.

Een bijkomend pijnpunt is de vroege uitstapleeftijd van werkende gehandicapten ouder dan 50 jaar. België komt uit internationale vergelijkingen als één van de slechtste leerlingen naar voren. Concreet komt het erop neer dat de overheid de gehandicapten afzondert van de arbeidsmarkt en hen in een apartheidscircuit plaatst.

In deze analyse maakten we gebruik van een uitgebreide studie van de EU die de best practices bundelde[4]. De Deense werkgever die een gehandicapte werknemer aanwerft die minder dan twee jaar ervoor een erkende opleiding heeft gevolgd van minstens 18 maanden, kan de helft van het loon recupereren van de overheid gedurende zes maanden en beperkt tot 1500 euro per maand. Deze bepaling laat toe dat gehandicapten professionele ervaring opdoen. De maatregel speelt in op die personen welke moeilijkheden hebben om werk te vinden.

Het salaris van de persoon die de gehandicapte werknemer bijstaat wordt deels terugbetaald. Als een gehandicapte werknemer hulp nodig heeft van een derde om dezelfde prestatie te kunnen leveren als een andere werknemer, kan de onderneming vragen dat het loon van de assistent, die zelf werkt in de onderneming, ten laste van de collectiviteit valt binnen de grens van 20 uren per week. Die maatregel geldt zowel voor chronisch zieken die zorg vereisen op de werkvloer als voor gehandicapten (doofheid, fysieke handicap met moeilijke verplaatsingen, enz.).

In Oostenrijk is de aanpassing en omscholing en re-integratie op de werkvloer een recht. Dit geldt eveneens in Frankrijk en Duitsland. De werknemer die wordt geconfronteerd met een handicap heeft recht op werk dat overeenstemt met zijn of haar kwalificaties.

Heel belangrijk is het tijdstip van de interventie. De interventie is in Oostenrijk, Zweden en Nederland quasi onmiddellijk. Men ondersteunt en begeleidt de werknemer die met een handicap wordt geconfronteerd quasi onmiddellijk en ook de werkgever wordt hierbij betrokken. Tevens is het volgen van dit plan nagenoeg verplicht in tegenstelling tot België waar er enkel wordt aangemoedigd. In ons land treedt men immers pas op als men een duidelijk beeld heeft en de handicap of de ziekte is gestabiliseerd.

Onderzoek toont aan dat in België men zelden binnen het jaar na het optreden van de handicap werkt aan herintegratie. Dit zou te wijten zijn aan een gebrek aan overleg tussen de verschillende bevoegde overheden en instanties alsook overleg met de werkgever. Bovendien doet Oostenrijk deels een beroep op de privésector om de mensen terug in te schakelen bij hun werkgever. In Nederland wordt enkel op de privésector een beroep gedaan.

Oostenrijk heeft een compleet programma van professionele oriëntatie opgezet met als doel gehandicapte mensen op de normale arbeidsmarkt aan werk te helpen door bemiddeling. Een uiterst succesvolle maatregel is de Nederlandse Poortwachtersprotocol. De Wet verbetering poortwachter is ingesteld om het aantal werknemers dat langdurig ziek is terug te dringen. Het uitgangspunt hierbij is dat snel en effectief ingrijpen het verzuim korter maakt.

Elke werknemer of een zelfstandige die met een handicap of chronische ziekte wordt geconfronteerd binnen de 8 weken krijgt een individueel begeleidingsplan, waarin de mogelijkheden en de problemen worden overlopen om zijn of haar huidige betrekking te kunnen behouden of zijn of haar zelfstandige activiteit te kunnen blijven uitoefenen.

We zien uit de enkel hierboven aangehaalde voorbeelden dat een aanpak op maat waarbij men snel bijstaat, begeleidt en ondersteunt vanuit de overheid écht werkt. Een overheid die de al of niet tijdelijke invalide of chronisch zieke echt bijstaat en begeleidt helpt niet alleen die persoon maar ook de samenleving. We willen niet langer de stille getuige zijn van een falend beleid dat geen echt en concreet uitgestippeld beleid heeft voor de ondernemers en de werknemers die plots worden geconfronteerd met ziekte en invaliditeit. Net dan moet de overheid er staan. 

De beste manier voor iemand die plots wordt geconfronteerd met een handicap of een chronische ziekte is om de draad van het leven terug op te nemen; dit verloopt via het werk. We leren uit een eerder vergelijkend onderzoek van de OESO dat men in ons land veel te laat optreedt.

De beste manier om terug op de arbeidsmarkt te treden of zijn beroepsactiviteit terug uit te oefenen verloopt uiteraard via de bestaande werkgever of de bestaande zaak. De bestaande werkgever en de collega’s kennen de betrokkene en zijn dus meer geneigd om de werknemer te behouden. Het voortzetten van een eigen zaak is uiteraard ook beter dan het verlies van de zaak en de eventuele heropstart van de zelfstandige activiteit.

Uit de Nederlandse, Zweedse en Oostenrijkse aanpak blijkt dat snelle ondersteuning vanwege de werkgever en de diverse sociale diensten cruciaal is voor het behoud van de huidige beroepsactiviteit of betrekking van betrokkene. Ook voor de zelfstandigen en mensen die een vrij beroep uitoefenen moet er systematische ondersteuning komen, waarbij de sociale diensten binnen de week op de hoogte worden gesteld van de ziekte of de handicap.

Volgende argumenten pleiten voor een vroege interventie:

— het is niet onvermijdelijk dat een aantasting van de gezondheid, hoe ernstig de impact ook is, resulteert in het verlies van zijn/haar werk;

— het is beter te voorkomen dat werknemers of zelfstandigen hun betrekking of beroepsactiviteit verliezen door te proberen om hen te begeleiden bij de terugkeer op de werkvloer nadat ze hun werk hebben verloren of inactief werden;

— een vroege interventie is de meest effectieve weg om het behoud van een betrekking of het behoud van de zaak te bekomen en te komen tot een snelle herintegratie;

— een vroege tussenkomst is enkel effectief als de verantwoordelijkheid om te handelen op de werkvloer/plaats is gesitueerd;

— aangepaste assistentie en gecoördineerde aanpak is essentieel voor een succesvolle terugkeer op de werkvloer.

Onze volledige samenleving is al jaren teveel gericht op de niet-gehandicapte burger. De omgevingsfactoren, die in essentie neutraal zijn, zullen het voor personen met een handicap echter extra moeilijk maken om toegang te verwerven of te behouden in het arbeidsproces.

In Oostenrijk en Denemarken hebben werknemers die gehandicapt worden een recht op beroepsomscholing om te kunnen blijven werken bij de huidige werkgever. Wanneer de nieuw gehandicapte werknemer binnen het bedrijf waar hij werkt een bepaalde job kan bekleden die overeenstemt met zijn kwalificaties, heeft hij of zij recht op een beroepsbijscholing om aldus deze job te kunnen uitvoeren. Zij behouden hun recht op werk. Ook bij ons moet dit het uitgangspunt zijn. Als het mogelijk is moet alles op alles worden gezet voor het behoud van de bestaande betrekking of zaak. De financiële meerkost voor de werkgever of de zaak moet door de samenleving worden gedragen.

Teneinde voorgaande maatregel te concretiseren moet de werkgever samen met de diverse diensten op federaal en gemeenschapsniveau binnen de acht weken na het ongeval aan de ziekteverzekering een individueel omscholingsplan voorleggen. Dit bestaat heden reeds in Zweden en Nederland.

Wij komen pas veel te laat tussen, aldus een uitvoerig internationaal onderzoek van de OESO. Gehandicapten hebben het soms moeilijk op de werkvloer omdat ze behandelingen moeten volgen. Zij moeten kunnen worden vrijgesteld van overuren op eenvoudige vraag. Naast deze preventieve en ondersteunende maatregelen mogen we niet blind zijn voor misbruik. Zoals professor Stijn Baert terecht stelt moet men mensen die in staat worden geacht om te werken en niet meewerken durven een stuk van hun uitkering afnemen[5].

Het is meer dan tijd om werk te maken van dat deel van de ijsberg dat onder het wateroppervlak aan het gezichtsveld wordt onttrokken, maar wel vele malen groter is.

Uit eerder onderzoek van het Vlaams Patiëntenplatform (VPP) onder chronisch zieken blijkt dat vier op de vijf chronisch zieke patiënten het werk willen hervatten. Meer dan de helft is bereid zich te herscholen. Het is ronduit beschamend dat we hen vanuit de diverse overheden in de steek laten[6]. Er is al jaren nood aan een kentering in het tewerkstellingsbeleid voor gehandicapten en chronisch zieken. Maak eindelijk werk van een globaal plan. Voor een gehandicapte of chronisch zieke voormalige werknemer of zelfstandige moet aanpassing en omscholing en re-integratie op de werkvloer een basisrecht zijn!

Carlo Van Grootel voor De Liberale Wereld


[1] https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20210303_93027321

[2] https://www.hln.be/medisch/een-op-de-vier-belgen-is-chronisch-ziek-preventiebudget-moet-omhoog~a08562cb/

[3] https://ec.europa.eu/health/sites/default/files/state/docs/2019_chp_be_dutch.pdf

[4] https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=16601&langId=en

[5] Vrtnws/17/05/2021

[6] https://www.tijd.be/netto/loopbaan/langdurig-zieken-zitten-financieel-niet-op-rozen/9766792.html