De laatste weken worden onder de vlag van een betere “integratie” bepaalde religieuze eisen gesteld die telkenmale een deel van de verworven vrijheden wil inperken.
Gisteren nog hoorden we bij monde van de kersverse regeringscommissaris Haouach het volgende: “De discussie is niet, stellen we de scheiding tussen kerk en staat in vraag? Het is, hoe gaan we om met een verandering in de demografie?”. Voor zij die dachten dat het gevecht voor de seculiere staat gewonnen is, kan deze uitspraak tellen. We kunnen geenszins op onze lauweren rusten en denken dat onze vrijheid voor altijd verworven is, want net nu zijn er krachten die ze willen inperken.
De individuele vrijheid behoeft geen compromis. Het is niet omdat er in onze samenleving veel mensen met een andere culturele achtergrond leven, dat we moeten toegeven op de vrijheid. Het is precies andersom. Opdat iedereen echt ten volle vrij kan zijn en die vrijheid kan beleven moet men die vrijheden elke dag opnieuw verdedigen. Daarom is het stelselmatig beperken individuele vrijheden om zogenoemde “integratie” te faciliteren bijzonder gevaarlijk. Het resultaat is immers net het omgekeerde. De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.
Als men in aparte scholen les gaat volgen conform een bepaalde religieuze leer en men in de openbare ruimte en bij de overheid tolereert dat de religieuze gebruiken en de religieuze leer primeren op de wetten, de rechten en de vrijheden die gelden voor elkeen in onze samenleving belandt men snel in een “gescheiden” samenleving. Elk leeft binnen zijn of haar strikt gescheiden leefwereld waarbij zelfs de openbare ruimte wordt opgesplitst (aparte stranden, aparte klederdracht, etc.)
Godsdienstvrijheid staat niet gelijk aan het recht om te eisen wat je wil in naam van zijn/haar geloof. Wie dit aanvaardt geeft uiteindelijk de vrijheid zelf op.
Wanneer men steeds een stapje verder gaat in het toegeven aan godsdienstige eisen krimpt de vrijheid zienderogen. Zo komen verworven vrijheden en principes zoals het zelfbeschikkingsrecht en de gelijkheid van vrouwen en mannen op de helling te staan.
Ook in ons land bevinden we ons vandaag meer en meer op een hellend vlak. Verschillende onderdelen van de overheid en het onderwijs worden geconfronteerd met “vragen” en zelfs impliciete of expliciete druk van bepaalde religies.
Zo worden directies van onderwijsinstellingen onder druk gezet om het dragen van de hoofddoek toe te staan, zwemlessen en turnlessen niet te verplichten voor meisjes (wat overigens in strijd is met eindtermen!), aparte gebedsruimtes in te richten en momenten te voorzien en halalmaaltijden te serveren in de refters. Eenmaal men hierop toegeeft kan het snel gaan. In Engeland zijn er aldus al 86 shariarechtbanken die een vorm van parallelle rechtspraak hanteren…
Wie deze eisen formuleert, beroept zich vaak op de godsdienstvrijheid zoals vermeld in de Grondwet (art. 19 & 20 GW). Art. 20 van de Grondwet geeft de grenzen aan van de ‘godsdienstvrijheid’: “behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd”.
Dit laat veel ruimte voor conflict tussen een religieus systeem enerzijds en een waardenpatroon van de moderne Westerse maatschappij anderzijds.
Bepaalde religieuze eisen houden immers geen misdrijf in, maar de meeste vallen echt niet te rijmen met wetten en regels die tot stand gekomen zijn om grondrechten en principes te waarborgen zoals de gelijkheid tussen man en vrouw. Ze dragen bovendien bij tot een verhoogde segregatie van de samenleving.
Het principe van gelijkheid tussen man en vrouw is verankerd in de Belgische Grondwet en we moeten erover waken dat het daadwerkelijk gerespecteerd wordt wanneer het door sociale druk van religieuze groepen onder druk wordt gezet.
Elke burger van ons land kan uiteraard zijn of haar geloof belijden maar wel degelijk binnen de wettelijke afspraken.
Net daarom is de consequente scheiding tussen ‘geloof’ en Staat zo belangrijk.
Zij biedt net de beste garantie om burgers van diverse achtergrond te laten samenleven in een samenleving waarin niet verschillen tussen mensen benadrukt worden, maar wat we gemeenschappelijk hebben: universele waarden.
Daarom is het noodzakelijk ondubbelzinnig te formuleren wat kan en wat niet kan in naam van een “geloofsovertuiging”. Daarom ook is het belangrijk om de neutraliteit van de overheid te verdedigen. De afwezigheid van religie bij de overheid komt elkeen ten goede.
Als we segregatie willen voorkomen moeten we net meer dan ooit de vrijheid verdedigen en verdient het een stevige aanbeveling om deze scheiding tussen kerk en staat aan te scherpen in de Grondwet. Achter de scheiding van kerk en staat er immers een essentieel beginsel van ons bestel, namelijk de gelijkberechtiging van alle burger.
Daarmee is de kous niet af. Het is tijd om echt werk te maken van de onderwijsachterstand van de kinderen van de migratie en werkgelegenheid. Ook dit is een dringende werf waarrond het nog steeds verdacht stil is.
Een persoonlijke bijdrage van Carlo Van Grootel voor De Liberale Wereld