Eind vorig jaar haalde België nog het wereldnieuws: sinds maart 2020 zijn al bijna 150.000 dossiers opgestart tegen burgers die de coronaregels schonden. Vlot 15.000 mensen moeten zich gaan verantwoorden voor de rechter. Vanuit het buikgevoel zou je kunnen argumenteren dat we nog steeds leven in een crisis en de mensen zich maar aan de regels moeten houden, willen we ooit nog een terrasje kunnen afschuimen. En die reflex is begrijpelijk, maar het duizelingwekkend karakter van dat cijfer roept toch enkele vragen op over burgers en hun basisrechten.
Eerst en vooral heeft elke burger recht op een eerlijk proces. De voorwaarden daarvoor zijn tweevoudig in te delen in tijd en ruimte. Tijd, omdat je de betrokken partijen de kans moet geven op verhaal te kunnen komen. En ruimte, omdat het van essentieel belang is dat burgers hun rechten kunnen uitoefenen in een onafhankelijke context. Iedereen maakt immers fouten en als je voor de mensen niet dezelfde tolerantiemarge toepast die je voor jezelf hanteert, zal je vroeg of laat in een vertrouwensbreuk komen. En net dat fenomeen is zich vandaag aan het voordoen. Enerzijds stellen politieke zwaargewichten als Ecolo-voorzitter Nollet dat ze zich zelf niet meer aan de regels houden. Anderzijds plaatst diezelfde politiek en de uitvoerende macht de rechters wel voor het blok. Zij moeten dossiers behandelen aan een tempo dat we vooral terugvinden in Chinese fabriekshallen. Iets over twee maten en twee gewichten. En zelfs al zouden er nuanceringen zijn, is het duidelijk dat die niet tot bij de burger komen. Politici hebben daarom niet voor niets een voorbeeldfunctie. Zij zijn de enigen die voor zichzelf nog harder moeten zijn dan voor anderen.
Maar een meer fundamentele vraag werpt zich op. En zowel in Nederland als die vroegere broedplaats van het verlichtingsdenken, Frankrijk, lijken ze daar het antwoord op gevonden te hebben: fouten maken is menselijk, het wordt tijd dat de wet dat weerspiegelt. Meer nog, dit wordt momenteel verankerd in diverse wetten.
In België hebben we natuurlijk nu al een systeem van waarschuwingen, maar het valt op dat de reflex om boetes uit te schrijven en vooral meteen te straffen over het algemeen steeds sterker doorweegt. De Law & Order reflex zit er natuurlijk voor iets tussen. En ook al lijkt dat vooral uit te draaien op een serie zonder seizoensfinale, het probleem heeft ook een financiële dimensie: de GAS-mentaliteit.
Lokale besturen gebruiken dat systeem immers al enige tijd eerder om de slechte cijfers van hun eigen begroting op te smukken. Het echte doel, bijsturing van probleemgedrag, is ondertussen verworden tot slechte achtergrondmuziek. Niet alleen heeft het bij de burger niet (meer) het gewenste effect door overmatig gebruik, ook bij de ordehandhaving wijzigt de cultuur van buurtwerking naar repressie. Dat dat gevaarlijk is, hoeft geen verder betoog. Er zijn immers weinig pistes minder doeltreffend dan overmatige repressie om de legitimiteit van een overheid te ondergraven.
Het gaat hier overigens niet over het al of niet toleranter zijn naar vormen van kleinere criminaliteit, in tegendeel.
Menselijke fouten mogen we net daar niet mee verwarren. Het gaat hier over mensen die op 500 meter van hun huis beboet worden omdat ze een kwartier na de avondklok nog huiswaarts aan het keren waren, kinderen die in de passie van het spel iets te dicht bij elkaar staan. Of geheel buiten de context van corona, mensen die op de trap van een gebouw hun broodje aan het eten zijn.
Iedereen kan fouten maken en de meeste mensen menen het goed. In het gros van de gevallen treedt een overheid effectiever op als ze de burger mee kan vatten in een verhaal van menselijkheid en gelijkwaardigheid. En net dat lijkt nu soms zoek. Binnen de verlichtingscontext heeft men het over een sociaal contract tussen burgers en de overheid. En het basisidee van een contract moeten we opnieuw durven toepassen op die verhouding. Dat beide partijen van goede wil moeten zijn. Anders ligt de ontbinding steeds op de loer.
Redactie De Liberale Wereld